De begrippen R. en O. duiden in Israël niet op een bepaalde fysieke of morele gesteldheid, doch zijn in de sfeer van de eredienst gestempeld. R. is hier nauw verwant aan „heilig”.
O. zijn betekent uitgesloten worden van de eredienst en, vanwege de besmetting, ook van het verkeer met anderen.O. maakt in het bijzonder
1. elke aanraking met een dode (Num. 19 : 11 v.);
2. melaatsheid (Lev. 13-14);
3. het geslachtsleven in zijn verschillende, ook normale verschijnselen (Lev. 12 en 15).
Van de zoogdieren werden alleen de herkauwers met gespleten hoeven als R. beschouwd. O. waren o.m. vissen zonder vinnen of schubben, roofvogels en allerlei klein gedierte: het vlees daarvan mocht niet gegeten worden (vgl. Lev. 11, Deut. 14). Naast andere motieven heeft hier de strijd tegen heidens-religieuze voorstellingen een rol gespeeld.