De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Pius (paus)

betekenis & definitie

naam van 12 pausen.

I (paus ca 140-155), heilige, vrijgelatene uit Aquileja, broer van Hermas, de schrijver van de Pastor (een apocriefe apocalyps). Viel waarschijnlijk als slachtoffer van de kerkvervolging onder keizer Antoninus Pius.

II (paus 1458-1464; geb. 1405; eigenl. naam Aeneas Sylvius Piccolomini). Leidde vóór zijn keuze tot paus een lichtzinnig leven, was een vermaard humanist en knap novellist, verdedigde op het Concilie van Bazel de conciliaire theorie en werd zelfs secretaris van de tegenpaus Felix V. Veranderde sinds 1444 echter van inzicht en koos de zijde van de wettige paus Eugenius IV. Kardinaal sinds 1456 en twee jaar later opvolger van paus Calixtus III. Hij ijverde geestdriftig voor een kruistocht tegen de Turken, maar stierf vóór het uitvaren van de pausel. vloot in de haven van Ancona.

V (paus 1566-1572; geb. 1504), heilige, Dominicaan. Onder zijn bestuur nam de inwendige hervorming der Kerk door de uitvoering van Trente’s besluiten vaste vormen aan. Sprak in 1570 over Elisabeth van Engeland de banvloek uit. In 1712 heilig verklaard. Feestdag 5 Mei.

VI (paus 1775-1799, geb. 1717; eigenl. naam Joannes Braschi). Had een moeilijke regering door het optreden van het Josephinisme en Febronianisme, alsmede door het uitbreken van de Franse revolutie, waarvan hij de Constitution Civile veroordeelde. De Fransen veroverden een aanzienlijk deel van de Kerkelijke Staat en voerden de paus na de verovering van Rome gevankelijk naar Frankrijk, waar hij te Valence stierf.

VII (paus 1800-1823; geb1740; eigenl. naam Barnabo Chiaramonti), Benedictijn. Sloot met Frankrijk, dat de Kerkelijke Staat voor een groot deel bezet had, in 1801 een concordaat; was aanwezig bij Napoleon’s keizerskroning, maar zag zijn rijk bij Frankrijk ingelijfd, omdat hij weigerde met Napoleon een politiek verbond tegen diens vijanden te sluiten. Het uitspreken van de excommunicatie over Napoleon beantwoordde deze met Pius’ gevangenzetting in Savona en later in Fontainebleau. Na Napoleon’s val regelde P. de kerkelijke verhoudingen zoveel mogelijk, o.a. door het sluiten van verschillende concordaten. Hij herstelde de orde der Jezuïeten en richtte nieuwe bisdommen op.

IX (paus 1846-1878; geb. 1792; eigenl. naam Johannes Feretti). Zijn vijandige houding tegenover het Ital. eenheidsstreven was oorzaak, dat te Rome een opstand uitbrak met als gevolgen de vermoording van Pius’ minister Rossi en de vlucht van de paus naar Gaëta. De actie voor het ene Italië leidde er toe, dat in 1860 het grootste gedeelte van de Kerkel. Staat door dit rijk werd geannexeerd, twee jaar later gevolgd door de bezetting van Rome. Pius weigerde de Garantiewet te aanvaarden en trok zich vrijwillig terug als een gevangene in het Vaticaan. Tijdens zijn pontificaat belangrijke beslissingen : de dogma-verklaring van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis, de veroordeling van Günther’s leer en van de beginselen van het liberalisme, de bijeenroeping van het Vaticaans Concilie met de verklaring van de pauselijke onfeilbaarheid tot geloofsstelling, het herstel van de hiërarchie in Engeland en Nederland.

X (paus 1903-1914; geb. 1835; eig. naam Joseph Sarto). Minder bedacht op de uitwendige glorie der Kerk dan op de zuivering van de kerkelijke leer, de handhaving der tucht en de verinnerlijking van het godsdienstig leven der gelovigen. Gaf opdracht tot de codificatie en reorganisatie van het kerkel. recht, veroordeelde het modernisme, besteedde bijzondere zorg aan de opleiding der priesters, gaf een nieuwe indeling aan de Romeinse Curie, hervormde het brevier, stimuleerde de studie der H. Schrift o.a. door de oprichting van een Bijbelinstituut. Verder bezielde hij het godsdienstig leven door zijn voorschriften over de veelvuldige en kindercommunie. Op politiek terrein stond hij o.a. tegenover de godsdienstvervolging in Frankrijk onder Combes, tegenover Portugal als anti-clericale republiek sinds de koningsmoord.

Overleed enkele dagen na het uitbreken van W. O. I. Het proces van zijn heiligverklaring werd ingeleid.

XI (paus 1922-1939; geb. 1857; eigl. naam Achilles Ratti). Was professor te Milaan, bibliothecaris van de daar gevestigde Ambrosiana, daarna prefect van de Vaticaanse Bibliotheek; 1919 nuntius in Polen, 1921 aartsbisschop van Milaan. Schreef tal van encyclieken: o.a.

Casti connubii over het christelijk huwelijk (1930), Quadragesimo anno over het sociale vraagstuk (1931), Divini Redemptoris over het communisme (1937), Mit brennender Sorge over het nationaal-socialisme.

Organiseerde de Kath. Actie en het lekenapostolaat, steunde het missiewerk, vooral door de opleiding van inheemse priesters. Bracht in 1929 door het Verdrag van Lateranen de verzoening met de Ital. regering tot stand.

XII (paus sinds 1939; geb. 1876; eigl. naam Eugenio Pacelli). In 1930 staatssecretaris. Trad herhaaldelijk in het buitenland op als pauselijk legaat o.a.: Buenos Aires (32e Intern. Euch. Congres), Lourdes (75-jarige gedenkdag van Maria’s verschijning aan Bernadette Soubirous). Na de dood van Pius XI (Febr. 1939) tot diens opvolger gekozen.

Vaardigde 1939 zijn eerste encycliek Summi Pontificatus uit, gevolgd door vele andere: o.a. Mystici Corporis Christi (1943; over de Kath. Kerk). Divino afflante Spiritu (1943; over de Bijbelwetenschap), Mediator Dei (1947; over de liturgie). Zijn actie tot voorkoming van W.O. II had weinig succes.

Moest zich daarom beperken tot het verlichten van het oorlogsleed. Veel goeds stichtte vooral tijdens en na de oorlog het Vaticaanse Inlichtingenbureau voor het opsporen van vermisten en voor andere oorlogsslachtoffers. Sensationeel was zijn eerste kardinaalsbenoeming: 32 nieuwe kardinalen uit de meest verscheiden landen, waardoor het overwicht der Italianen tot het verleden behoorde.

< >