noemt men de vruchtlichamen van planten, die geen chlorophyl bezitten en meestal saprophytisch leven. Men onderscheidt aan de P. een hoed en een steel.
Onder de hoed plaatjes (lamellen, Plaat j eszwammen)] buisjes [Gaat] es zwammen)] stekels (Stekelzwam). Enkele soorten geleiachtig; zonder steel, halfcirkelvormig. Kleur zeer verschillend. Vele P. zijn eetbaar (champignon, hanekam, morielje). Enige soorten zijn vergiftig (vliegenzwam), sommige bij gebruik van zeer kleine hoeveelheden dodelijk (Amanita phalloides)] tegengif: atropine. P. bestaan uit een los weefsel van hyphendraden, waarop sporangièn.
Sporen worden afgesnoerd of ontstaan in buizen. Door kieming van de sporen ontstaat mycelium of zwamvlok, bestaande uit hyphendraden. Hieruit ontstaan de vruchtlichamen. Dit hangt af van (niet te lage) temperatuur en grote vochtigheid. Bij ons in nazomer en herfst. Wetenschappelijke kennis en bestudering der P. noemt men Mycologie. In Nederland sinds 1908 Mycologische Vereniging.