(paedagogiek), de wetenschap van het opvoeden, d.i. het bijdragen tot de vorming van de onvolwassene, ten einde hem in overeenstemming met karakter en aanleg zijn plaats in de maatschappij te doen innemen. Krachtens haar wezen is de O. ten nauwste verbonden met godsdienst, wereldbeschouwing, filosofie en ethica; zij werd dan ook tot de 17de eeuw slechts als onderdeel hiervan behandeld.
Een zelfstandige behandeling vond de O. bij Vives, Comenius, Rousseau, Pestalozzi, Herbart e.a. Nieuwe wegen werden gebaand o.a. door Fröbel en Montessori, waarbij vooral op de zelfwerkzaamheid der kinderen de nadruk werd gelegd.