opgericht op grond van een erflating van A. Nobel*; doel: 5 jaarlijkse prijzen uit te reiken aan hen, „die in het afgelopen jaar aan de mensheid het grootste nut hebben bewezen.” Prijzen toegekend voor natuurkunde, scheikunde, geneeskunde, letterkunde, de vijfde komt aan hem, die zich de grootste verdienste verwierf op het gebied van de verbroedering der volken (vredesprijs).
Nederlandse Nobelprijswinnaars zijn: J. H. van ’t Hoff (1901), scheik.; H. A. Lorentz en P. Zeeman (1902), natuurk.; J. D. van der Waals (1910), natuurk.; T.
M. C. Asser (1911), vredesprijs; H. Kamerlingh Onnes (1913), natuurk.; W. Einthoven (1924), geneesk.; Ch. Eykman (1929), geneesk.; P.
J. W. Debye (1936), scheik.
Belg. Nobelprijswinnaars: Inst. van Intern. Recht te Gent (1904), vredesprijs; A. Beernaert (1909), vredesprijs; M. Maeterlinck (1911), letterk.; H. La Fontaine (1913), vredesprijs; J.
Bordet (1919), geneesk.; C. Heymans (1938), geneesk.