misdrijven, genoemd in Sw. II, titel 10: o.a. het in waarde verminderen of vervalsen van muntspeciën en het uitgeven, in voorraad hebben of binnen het Rijk invoeren van munt- of bankbiljetten met het oogmerk deze als echt en onvervalst uit te geven, of het in voorraad hebben van voorwerpen, welker bestemming is M. te plegen. (Sw. 208 e.v.).
Straffen variëren van 3 maanden—9 jaar gevangenisstraf of geldboete tot ƒ300.—; verder worden de valse biljetten, enz. en de voorwerpen verbeurd verklaard. Ontzetting uit de in Sw 28, 1-4 genoemde rechten kan worden uitgesproken.In België wordt namaken van gouden of zilveren munten gestraft met dwangarbeid van 10 tot 15 jaar (Sw. 160), van munten in ander metaal met gevang, van i tot 3 jaar (162), van bankbiljetten met dwangarbeid van 15 tot 20 jaar (173). Straffen eveneens voorzien voor medeplichtigheid aan namaken en voor in omloop brengen van valse munten en biljetten.