(Hebr., herhaling, onderwijzing), de gezamenlijke mondelinge leringen der Joodse traditie, onderscheiden van de schriftelijke leer of miqra (de H. Schrift) en eerst sinds ca 100 n.C. te boek gesteld, vooral door rabbi Akiba en R.
Meïr, wiens werk weer de grondslag vormde voor de algemeen aanvaarde M. van rabbi Juda, ca 200 n.C. De M., het oudste deel van de Talmoed*, is ingedeeld in 6 „orden”, onderverdeeld in 63 .^tractaten”, waaronder vooral bekend is pirqê abot („spreuken der vaderen”).