(Acarina), kleine, geleedpotige dieren. Leven vnl. parasitisch.
De larven veranderen na vervelling in nymphen, die na enkele vervellingen volwassen zijn. Men kent gras- en oogstmijten. Sterk behaard, helder (rood) van kleur volwassenen en nymphen leven vrij, plantaardig materiaal van bosbodem als voedsel; larven zuigen zich op de huid vast. Gevaar voor jeukende huidziekte. Gamasidmijten leven op reptielen, vogels en zoogdieren. Sterk verspreid vooral de rode mijt van het pluimvee (Dermanyssus gallinae).
Kaasmijten komen op allerlei voedingsmiddelen voor; nauwelijks zichtbaar. Schurftmijten blijven op dezelfde gastheer, in haren of veren of op de huid. Sarcoptes scabiaei veroorzaken bij de mens schurft* of scabies*; leeft in gangen inde huid. Haarfollikelmijten leven in de haarzakjes van zoogdieren. Demodex canis veroorzaakt bij de hond „rode schurft”.