(Arthropoda), gelede dieren, die gekenmerkt zijn door het bezit van gelede aanhangsels, poten, antennen, tasters enz. Door deze aanhangsels zijn de segmenten (delen van het lichaam) verschillend van vorm.
Soms bestaat het lichaam uit 2 delen (kopborststuk en achterlijf), soms uit 3 (kop, borststuk en achterlijf). Aan de kop zitten dan de kaken met tasters, de monddelenen de sprieten. Het borststuk draagt de poten. De ogen zijn soms enkelvoudig (dan heten ze ocellen) of samengesteld. De G. bezitten een open bloedvaatstelsel; d.w.z. er is alleen een kloppend ruggevat; dit stort het bloed in de lichaamsholte uit aan voor- en achterzijde. Ademhaling door de huid; soms bij in het water levende dieren, zijn er uitwendige kieuwen, bij landdieren tracheeën (met lucht gevulde buizen, die door het gehele lichaam lopen).