het door middel van mortel* samenvoegen van stenen tot een hecht geheel: metselwerk. Dit bestaat vnl. uit muren, bogen en gewelven.
Voor het optrekken van een metselwerk wordt een steigerwerk of steiger gemaakt. Bij het metselen bedient de metselaar zich van: 1 de troffel voor het uitspreiden van de mortel en het ruw afhakken van stenen;
2. een kaphamer voor het bijkappen van stenen, nadat deze met behulp van kaphamer en
3. de sabel doorgehakt zijn;
4. de voegspijker voor het uitkrabben of volzetten van de voegen.
Verder het schietlood, het waterpas en de metseldraad. De rangschikking der stenen in het metselwerk noemt men het metselverband of steenverband.