vergriekst-Aramese vorm van het Griekse Christus: d.i. „gezalfde”. In het Oude Testament is de M. vóór alles de koning, dan ook de hogepriester.
In het latere Jodendom is hij de koning van het Godsrijk der Messiaanse verwachting, de verlosser. Het Nieuwe Testament knoopt bij deze gedachte aan: Jezus is de M., de Christus, in wie de Messiaanse profetieën vervuld zijn.