naam van 13 pausen;
I de Grote (440-461), kerkvader, kerkleraar, heilige. Grootste paus vóór Gregorius I. Verdedigde krachtiger dan een van zijn voorgangers het primaat van Rome. Trad in zijn, ook literair belangrijke geschriften op tegen verschillende ketterijen (Pelagianisme, Manichaeïsme). Beslissend was zijn ingrijpen in de twistvragen, die de Oosterse kerk bezighielden over de twee naturen van Christus: zijn Epistola dogmatica, gericht tot Flavianus, patriarch van Constantinopel (449), vormde de basis voor het Concilie van Chalcedon (451). In 452 wist hij Attila te bewegen zich uit Italië terug te trekken en in 455 weerhield hij de Vandalen-koning Genserik van moord en brandstichting te Rome. Feestdag 11 April;
IX (1049-1054), geb. 1002 in de Elzas. Heilige. Bisschop van Toul. Bestreed krachtig simonie en concubinaat en bracht het pausschap, dat onder onwaardige voorgangers sterk had geleden, weer tot aanzien. Ofschoon goed bevriend met de keizer, liet hij de Kerk niet door de wereldlijke macht overheersen. Feestdag 19 April;
X (1513-1521) geb. 1475, zoon van Lorenzo il Magnifico uit de familie der Medici te Florence. Reeds op 13-j. leeftijd tot kardinaal benoemd. Als paus had hij weinig oog voor het geestelijke. Met Frans I, die in 1515 Italië binnenviel, sloot hij een concordaat, waarin hij wel vérgaande concessies deed, maar waardoor hij waarschijnlijk een schisma voorkwam. Het bleef tot de Franse Revolutie van kracht. Onder zijn regering bereikte de Renaissance in Rome haar hoogtepunt.
Hij was een Maecenas voor vele kunstenaars (o.a. Rafael, Michelangelo). De door hem verleende aflaat voor de voltooiing van de St. Pieter werd aanleiding tot de aflaatstrijd en het optreden van Luther, van wiens beweging hij de draagwijdte niet begreep;
XIII (1878-1903) geb. 1810 te Carpineto. Bracht het pausdom tot groot aanzien door zijn open oog voor de werkelijkheid, zijn gematigdheid en zijn tegemoetkomende houding op kerkelijk-politiek terrein, door zijn magistrale encycliek, Rerum Novarum, over het arbeidersvraagstuk. De moeilijke kerkelijke verhoudingen in verschillende staten (o.a. in Pruisen door de Kulturkampf) wist hij op gelukkige wijze te regelen. Hij bracht door zijn encycl. Aeterni Patris (1881) de scholastiek en vooral de studie van Thomas van Aquino tot nieuwe bloei, bevorderde de studie der historische wetenschappen door de openstelling van het Vaticaans Archief (1883) en de studie der H. Schrift door de instelling van een Bijbelcommissie (1902).