oudste vorm van de condensator, ongeveer gelijktijdig (1745—’46) uitgevonden door Van Musschenbroek en Cunaeus te Leiden en Von Kleist te Cammin in Pommeren. Bestaat uit een glazen vat, van binnen en van buiten met bladtin beplakt.
Binnenzijde verbonden met een der polen van een electriseermachine, buitenzijde met de aarde.