De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Java

betekenis & definitie

een van de Grote Soenda-eil. in de Indische Archipel. Met Madoera 132.174 km2, ruim 48.000.000 inw. in 1940.

Langs de Noordkust een laagvlakte, Zuidelijker berglanden, afgewisseld met laagvlakten. Deze gebergten dragen talrijke vulkanen. De hoogste top is de Smeroe op Oost-Java (3670 m). De rivieren zijn slecht bevaarbaar, maar van grote betekenis voor de landbouw (natte rijstvelden). Slechts de Solo en de Brantas in O.-Java zijn goed bevaarbaar. J. heeft vele minerale bronnen.

Het klimaat is een tropisch moessonklimaat, met gelijkmatige temperatuur, rijke neerslag, vooral tijdens de N.W. moesson (in tegenstelling tot de Z.O. moesson die in de Australische winter waait). Op de berghellingen en hoogvlakten afwijkende klimaten, zodat een grote variatie van landbouwproducten mogelijk is.De bevolking bestaat uit Soendanezen (25 %), Javanen en Madoerezen, die verschillende talen spreken. De eersten wonen in het W., de Madoerezen in het N.O. Verreweg het grootste gedeelte (80 %) leeft van landbouw en woont in dorpen (desa’s). De zeer dichte bevolking (366 per km2) neemt nog snel toe. Grootgrondbezit komt weinig voor, zodat de bedrijfjes heel klein zijn. De belangrijkste bevolkingslandbouwproducten zijn rijst (hoofdzakelijk op natte velden), maïs, cassave, sojabonen, bataten, aardnoten, tabak, suikerriet.

De Europese ondernemingen leverden suiker (vnl. Midden- en O.-Java), thee en kina (uit de bergen van W.- en Midden-Java), koffie (O.-, Midden-Java en de Oosthoek), tabak (Solo en de Oosthoek), rubber (W.-Java en de Oosthoek). De bossen leveren djati als timmerhout.

De veeteelt staat in dienst van de landbouw, de karbouwen en runderen (sapi's) worden gebruikt als trekdier. Aan de N.-kust is de visserij zeer belangrijk. De inlandse nijverheid (handwerk) lijdt een kwijnend bestaan. De batikindustrie is het belangrijkst. De fabrieksnijverheid ontwikkelde zich de laatste jaren voor W.O. II sterk: scheepsbouw (Tandjong Priok, Soerabaja, Semarang).

Textiel-, zeep-, margarine-, sigaretten- en sigaren-, papier-, machine- en (vooral) suikerfabrieken. De handel is vnl. in handen van Chinezen. J. bezit betrekkelijk weinig mineralen. Petroleum wordt gewonnen in Soerabaja en Rembang (middelpunt Tjepoe), mangaan in het Z. van Djokjakarta. De zoutwinning uit zeewater was regeringsmonopolie. Vrij dicht net van straatwegen.

De belangrijkste steden zijn Batavia (400.000 inw.), Soerabaja (270.000), Semarang (175.000), Bandoeng (130.000), Soerakarta (150.000) en Djokjakarta (120.000). Kunst, onderdeel van de Hindoekunst, ontwikkelde zich pas na de invoering van het Hindoeïsme (7e eeuw) en bloeide vnl. tot midden 10e eeuw; meest monumentale uiting: Boroboedoer, waarnaast kleinere kunstwerken als Tandji Kalasan te Djokja en Ardjoenotempel op Diöngplateau. Door invoering van Islam geraakte de Boeddhistische kunst in verval, bleef echter tot heden op Bali in stand (tempels). Ook de kunstnijverheid wist zich daar te handhaven, terwijl zij op J. sedert 17e eeuw steeds meer achteruitging (smeedkunst, batikkunst e.d.). Letterkunde begint met Hindoetijd en stond steeds sterk onder Hind., Arab. en Maleise invloeden, ook de nieuwere J.l. (bloeitijd tussen 1600-1755). Er zijn 3 grote cyclen: Nieuw-J.l. (bewerking Kawigedichten Bharata-Joeddha en Ramajana en verder al wat mythologische inhoud heeft); Pandji-cyclus met lotgevallen van prins Pandji; en Menak- of Hamzah-cyclus, waarmee de Rengganis, een der beste producten der J.l., verband houdt.

Naast deze een grote hofliteratuur. De didact. poëzie neemt ondergeschikte plaats in. De prozaliteratuur is vrij arm. Moderne prozaschrijvers: Poerwa Lelana, Raden Ngabdoellah, Raden Arja Sastra, Padma Soesastra, Mangkoe Dimedje, Soeradi, Soejoed.

Taal. Het Nieuw-Javaans is tak van de Maleis-Polynesische taalstam en vormt de volkstaal, speciaal in Midden- en O.-Java, terwijl het Midden-Javaans, ook Cheribons-Javaans geheten, nog in W.-Java gesproken wordt. Het Oud-Javaans of Kawi is de taal van de Oudjavaanse geschriften in proza en poëzie. Eigenaardig is dat de Javaan feitelijk over 2 talen beschikt: het Hoog-Javaans of Kromo (taal van mindere tegenover meerdere en van aanzienlijken onder elkaar) en het Laag-Javaans of Ngoko, dagelijkse omgangstaal van het volk en taal van meerdere tegenover mindere.