De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Insecten

betekenis & definitie

vormen de grootste klasse van de Geleedpotigen en van het gehele dierenrijk. Kenmerkend is de duidelijke verdeling in kop, borststuk en achterlijf, het bezit van drie paar poten, twee paar vleugels (bij vliegen en muggen één paar, bij de kevers heten de voorste vleugels dekschilden).

Aan de kop vindt men, behalve de drie paar kaken (het laatste paar is vergroeid tot „onderlip"), één paar gelede sprieten of antennen, een paar samengestelde ogen en meestal drie enkelvoudige ogen. Ademhaling door middel van een zich in het gehele lichaam vertakkend stelsel van buizen: de tracheeën. Groei door middel van verveningen. Voortplanting in den regel door middel van bevruchte, vaak ook onbevruchte eieren (parthenogenesis), soms ook levendbarend (vele bladluizen). Typisch is de gedaanteverwisseling, d.i. de verandering van larve in volwassen insect. Deze kan geleidelijk zijn („onvolkomen gedaanteverw., b.v. bij sprinkhanen), in welk geval de larven veel op de volwassen insecten lijken, of in korte tijd en dan via een popstadium plaatshebben („volkomen gedaanteverw.", b.v. bij vlinders, kevers, vliegen, bijen). In dit geval lijkt de larve zeer weinig op het volwassen insect.