een bijzondere instelling der R.K. Kerk, die tot doel had de opsporing en bestraffing der ketterij.
In de eerste drie eeuwen droegen de straffen enkel een geestelijk karakter. De Christelijke keizers, die het Christendom tot staatsgodsdienst verhieven, brachten hierin echter verandering, omdat van dat ogenblik af een ketterij of een scheuring tevens als een ongehoorzaamheid aan de staat werd beschouwd. Het gevolg was de toepassing ook van lichamelijke straffen. De 12e eeuw, waarin het Germaanse recht door het Romeinse werd verdrongen, promoveerde de keizers ook tot hoofd van de godsdienst. Wel gingen hiertegen van verschillende zijden protesten op, maar het optreden der Albigenzen en Waldenzen was oorzaak, dat de tegenstand steeds zwakker werd, zodat de Kerk de burgerlijke overheid rustig haar gang liet gaan, zodra zij het delict van ketterij had vastgesteld. Een volgende stap op de weg naar de I. was het zenden van legaten door de R.K.
Kerk met als opdracht de onderdrukking der ketterij. Hiermede deed de pauselijke inquisitie haar intrede. De I. in haar meest gecritiseerde vorm is die van Spanje, waar koning Ferdinand van Aragon en koningin Isabella van Castilië haar na de totstandkoming van de eenheid van het rijk in 1479 opnieuw organiseerden om het gevaar van de zijde der Moren en Joden af te wenden. Later zou deze rechtspraak ook tegen de Protestanten gebruikt worden. Hierbij werden de inquisiteurs aangewezen door de koning, waarna zij van de paus de kerkelijke rechtsmacht ontvingen. Door deze uitbreiding van de burgerlijke macht kreeg de I. een veel wreder karakter, zoals het strenge optreden van Thomas Torquemada bewijst.
De Sp. I. velde haar laatste doodvonnis in 1784. De definitieve opheffing volgde in 1834.