De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Inkomstenbelasting

betekenis & definitie

belasting, geheven op het inkomen.

In Ned. bestaat sedert 1915 een I. In 1941 is deze bij Besluit op Inkomstenbelasting 1941 vervangen door een nieuwe heffing, die in sterke mate van de eerste verschilde. Zij kent 2 voorheffingen: de loonbelasting* en de dividendbelasting*. Deze worden bij de uitbetaling van lonen (salarissen enz.) resp. dividenden door de werkgever, resp. rechtspersoon ingehouden en aan de Staat afgedragen. Het bedrag der op deze wijze betaalde belasting mag de belastingplichtige van de door hem verschuldigde I. aftrekken. Zij, die als enig inkomen een salaris van niet meer dan ƒ 4000 genieten, en daarnaast geen bij-inkomsten boven ƒ 200 per jaar, worden niet in de inkomstenbelasting aangeslagen en betalen alleen de voorheffingen.

Het tarief der I. is sterk progressief. Bij de Wet Belastingherziening 1947 is het tarief voor de lagere inkomens iets gematigd.

De Ink. bel. bestaat in Blg. sedert 1919 en omvat de sedulaire belastingen (grondmobiliën- en bedrijfsbelastingen) en de aanvullende personele belastingen (op globale inkomsten uit grondmobiliënbedrijf) geïnd per cohier en- of afgehouden aan de bron. Zij wier bedrijfsinkomsten de 12.800, 14.923 of 9.200 niet bereiken naar gelang de categorie van hun gemeente, zijn geen enkele bedrijfsbelasting verschuldigd. Vrijgesteld van aanvullende personele belastingen zijn zij wier globaal inkomen de 25.000, 30.000, 40.000 frs. naar gelang de categorie van hun gemeente, niet bereiken. Voor grond- en mobiliënbelasting bestaat geen enkel vrijgesteld minimum.