criterium van redelijkheid en billijkheid. In het verbintenissenrecht meer geobjectiveerd (B.W. 1374, overeenkomsten moeten te goeder trouw worden uitgevoerd) dan in het zakenrecht waar B.W. 586 vv. de G. op één lijn stelt met de verschoonbare dwaling.
In Big. van toepassing in B.W. art. 549 (bezitter te G.), art. 2265 (verjaring van onroerende goederen), art. 2279 (lichamelijk roerende goederen), art. 201.