tienpotige schaaldieren met goed ontwikkeld achterlijf en zwempoten (Crustacea decapoda maantra natantia). Tot deze groep behoren de Penaidae en de Carididae, tot deze laatste behoort de Garnaal (Crangon vulgaris).
Komt zeer verspreid, in grote scholen voor. Het lichaam is omgeven door een harde, buigzame huid (wordt periodiek afgeworpen). De wijfjes leggen eieren, die door een uit klieren afgescheiden kleefstof op de achterpoten blijven zitten tot ze uitkomen, als larven. Ze veranderen 5 maal van vorm. Brakwater-G. zijn van betere kwaliteit dan zoutwater-G. Op alle Noordzeekusten gaan een groot aantal vaartuigen uit om garnalen te vissen. Ook wordt er met kar en paard of te voet met de zgn. stootkor gevist op garnaal.