(1775-1854), Duits wijsgeer, op 23-jarige leeftijd reeds hoogl. te Jena, later o.a. te München, sed. 1841 te Berlijn. Een der belangrijkste figuren van het Duitse idealisme; de klassieke filosoof van de romantiek.
Zijn wijsbegeerte, die een schakel vormt in de wijsgerige ontwikkeling van Kant tot Hegel, kan gekenschetst worden als „identiteitsfilosofie”. De tegenstellingen subject en object, reëel en ideëel, natuur en geest lossen zich bij hem op in het Absolute. Grote aandacht wijdde hij aan het probleem der vrijheid. In latere jaren is zijn levensbeschouwing vooral mystisch-religieus georiënteerd. Werken .o.a.: System des transzendentalen Idealismus, Über das Wesen der menschl. Freiheit, Philosophie der Mythologie und Offenbarung.