het streven naar een gemeenschap van staten, die elk afzonderlijk hun karakter van zelfstandige staat behouden, maar toch een eenheid vormen (bondsstaat of eventueel statenbond). In een bestaande of in oprichting zijnde staat staat het F. vaak tegenover het streven naar een eenheidsstaat (unitarisme) en kan dan zelfs een ontbindende tendenz hebben.
Voorb.: de Federalisten in de Bataafse Republiek (1795 en volgende jaren) bestreden de unitarissen. Nederland is toen toch een eenheidsstaat geworden. In het voormalige Ned.-Indië staan thans de Federalisten tegenover de unitarisch gezinde Republikeinen. In België bestond vóór W.O. II een federalistische strekking in intellectuele Vlaamse kringen; na W.O. II heeft zich een Waals F. georganiseerd.
In een groep min of meer samenhangende staten, die tot dusverre geheel souverein waren, is het F. een samenbindende kracht, welke zich verzet tegen het absolute onafhankelijkheidsstreven in de afzonderlijke staten. Voorb.: het Europese F., het Wereld - F. maken na W.O. II tamelijk veel opgang.