De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Fabrieks- en handelsmerken

betekenis & definitie

kentekens, waarvan fabrikanten en kooplieden hun waren of de verpakking voorzien ter onderscheiding van soortgelijke waren van anderen.

In Ned. geregeld bij wet van 1893, laatstelijk gewijzigd bij wet van 28 Juli 1924. Beginsel is, dat een merk toekomt aan diegene, die het het eerst gebruikt. Als eerste gebruiker wordt beschouwd hij, die het eerst het merk heeft ingezonden bij het Bureau voor den Industrieelen Eigendom te ’s-Gravenhage, behoudens bewijs van het tegendeel. Via genoemd bureau kan men het merk ook laten inschrijven bij het Internationaal Bureau te Bern, waardoor het merk internationale geldigheid verkrijgt. Het gebruik van een fabrieks- en handelsmerk, waarop een ander recht heeft, is strafbaar (Sw. 337. Straf: gevang, tot 3 mnd. of boete tot ƒ 600) en verplicht tot schadevergoeding.

In Blg. geregeld bij wet van 1 April 1879, gewijzigd bij besluitwetten van 29 Jan. 1935 en 2 Juli 1935 en het K.B. van 8 Maart 1935. F. dienen ingezonden te worden naar de griffie van de Rechtbank van Koophandel van de plaats, waar de fabrikant in het handelsregister is ingeschreven. Het merk kan ingeschreven worden bij het Internationaal Bureau te Bern via het Min. van Econ. Zaken (Brussel), Dienst voor Nijverheidseigendom. Inbreuken op de wet worden gestraft met gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en/of boete van 26 tot 2000 frs. Fabrieksgeheim, geheim betreffende de productie in een fabriek, dat werknemer verplicht is te bewaren. Schending van F. is dringende reden tot onmiddellijk ontslag en bovendien strafbaar (z beroepsgeheim) .