kunstrichting, opgekomen :-; 1900, welke in tegenst. tot voorafgaand impressionnisme* (dat slechts ogenblikk. verschijningsvormen zoekt vast te leggen) er naar streeft de innerl. gewaarwordingen uit te beelden, welke van buiten komende indrukken op ons maken en wel niet alleen die welke zintuiglijk doch ook die welke geestelijk (innerlijk) worden beleefd. Als grondleggers dezer richting zijn Vincent v.
Gogh, Cézanne, Gauguin te noemen. Daar innerlijke „gezichtsindrukken” en gevoelens nog zeer verschillend kunnen worden weergegeven, ontstonden weldra groepssplitsingen: kubisten, futuristen, dadaïsten. Hoewel het E. zich in de eerste plaats op de schilderkunst, verder alg. op terrein der beeld, kunst deed gelden, vond het ook toepassing in muziek (gebruik van elementaire en primitieve melodie, rhythmiek en instrumentatie, 1922-'25) en letterkunde (Whitman, Verhaeren, in lyriek ook Trakl, Werfel, in roman Sternheim, in drama Hasenclever e.a.).