De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Erfpacht

betekenis & definitie

zakelijk recht om het algehele genot van eens anders onroerend goed te hebben tegen betaling van een jaarlijkse pacht, canon geheten.

In Ned. geregeld bij artt. 767-783 B.W. E. kan verkregen worden bij overeenkomst of testament of door verjaring. Vestiging geschiedt voor bepaalde tijd, voor onbepaalde tijd of voor „eeuwig’ . Erfpachter is bevoegd, gebouwen op de grond op te richten. De E. is de laatste tientallen jaren zeer belangrijk geworden in de grote steden. Bij stadsuitbreiding plegen de gemeentebesturen nl. de grond in E. uit te geven aan hen, die daarop woningen of bedrijfsgebouwen willen plaatsen, en niet, zoals vroeger, in eigendom. Dit gebeurt met 3 doeleinden:

(1) ongewenste speculatie in bouwgronden te voorkomen;

(2) waardestijging van de grond aan de gemeenschap ten goede te doen komen;

(3) controle over bestemming der gronden te behouden.

In Belg. wordt E. meestal cijnspacht genoemd. Geregeld bij wet van 10 Januari 1824. Duur bedraagt minstens 27, hoogstens 99 jaar. De cijnspachter heeft het volle genot van het goed; hij kan zijn recht vervreemden, met hypotheek belasten, de cijnsgrond bezwaren met erfdienstbaarheden voor de duur van het genot. Hij mag gebouwen opruimen, welke hij vrijwillig heeft opgericht.

< >