(Sciurus),
(1) tot de Knaagdieren* behorende familie. Kenmerkend zijn de lange dikbehaarde staart en het aantal tenen (4 aan de vooren 5 aan de achterpoten). Vlugge dieren, die op bomen leven. Ze kunnen geweldige sprongen maken. Voedsel bestaat uit zaden en noten, soms vogeleieren. Zij bouwen van mos en takken ronde nesten, die van boven gesloten zijn. 4-9 blinde jongen.
De gewone E. (S. vulgaris) komt in heel Europa voor en in een deel van Azië en N.-Amerika. Pels roodbruin, 's winters (in het Noorden tenminste) grijs. In de Indische Archipel komen verschillende soorten voor, o.a. de klapperrat of badjing (S. notatus), de reuzen E. (lengte ± 70 cm) en de dwerg-E. (nog geen 10 cm. lang). Eveneens in de tropen vinden we de vliegende E. (Pteromys). Deze kan kleine afstanden tussen twee bomen door in de lucht afleggen met behulp van de huidplooien die zich tussen poten en romp bevinden;
(2) Inlandse nachtvlinder (Stauropus fagi); zonderling gevormde rups met twee lange „staartstiften” op de achterste ringen.