(permeabiliteit), is het verschijnsel, dat door een wand - en wel speciaal door het protoplasma - stoffen (zowel organische als anorganische) kunnen doorgaan, die zich met de aanwezige stoffen volkomen vermengen (diffunderen). Men spreekt van volkomen-doorlaatbaar (vol. permeabel) als alle stoffen kunnen doorgaan, men krijgt dan aan weerszijden van de wand een stof van volkomen gelijke samenstelling.
Impermeabel noemt men een wand, waardoor geen enkele stof kan doordringen. Men spreekt van half-doorlaatbaar (semi-permeabel) wanneer door de wand bijv. wel water gaat, maar geen anorganische zoutoplossing (voorbeeld: keukenzout). Het protoplasma nu is half-doorlaatbaar (het laat wel alkoholen door maar geen suikers); z ook Diffusie*.