De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Decentralisatie

betekenis & definitie

in het staats- en administratief recht het overbrengen van bevoegdheden tot regeling en bestuur van een hoger gezagsorgaan naar een lager. Te onderscheiden:

1. territoriale D., waarbij zelfstandigheid wordt verleend aan de onderdelen, waarin het staatsgebied is verdeeld (gemeenten, gewesten, deelstaten);
2. functionele D., overdracht van bepaalde delen der Overheidstaak aan speciaal daarvoor in het leven geroepen lichamen, die daarvoor deskundig zijn en een zekere onafhankelijkheid bezitten t.o.v. het centrale gezag, b.v. organisaties van het bedrijfsleven (z bedrijfsorganisatie).

In Ned. is territoriale D. van ouds her een beginsel van de Staatsinrichting. Bv. zelfstandigheid der provinciën en vooral der gemeenten. In de laatste tientallen jaren is de gedachte aan functionele D. in sterke mate opgekomen. Grondwetsherziening van 1938 legde hiervoor de basis (hoofdst. 5 en 6). Een oer-Nederlandse vorm van zelfbesturende lichamen, die een combinatie te zien geven van territoriale en functionele D., is het waterschap.

In Ned.-Indië kwam in 1903 tot stand de D.-wet op grond waarvan voor gewesten en gedeelten van gewesten locale raden konden worden ingesteld: gewestelijke raden, gemeenteraden, op Java stadsgemeenteraden. Bij wet van 1922 (Ind. S. no 216) werd bestuurshervorming ingeluid. Ned.-Indië werd nieuw ingedeeld in ambtsgebieden, gewesten genoemd: West-Java, Midden-Java, Oost-Java, Djokjakarta, Soerakarta, Sumatra, Borneo en De Grote Oost. Als autonome lichamen werden ingesteld provinciën: West-Java, Oost-Java en Midden-Java.

< >