De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

Coster

betekenis & definitie

Dirk (1887), Ned. lit. criticus en essayist, in 1921 met J. Havelaar oprichter van tijdschr.

De Stem ; auteur van De nieuwe Europ. geest in kunst en letteren (1920), Marginalia ( 1920), Verzamelde Nieuwe Geluiden (1924), Proza (1926).Laurens Jz. (1436-1483, boekdrukker, volgens gangbare Nederlandse opvattingen de uitvinder der boekdrukkunst, werkte te Haarlem, was in ieder geval eerste die met losse houten letters drukte.

Samuel (1579-1665), Ned. toneelschrijver en kunstbevorderaar, oprichter van de „Eerste Duytsche Academie”, gewoonlijk Coster’s Acad. genoemd (1617), schreef tal van kluchten en blijspelen.

Charles de (1827-1879), Fr.-Belg. schrijver, beroemd om zijn Légende d’ Uienspiegel et de Lamme Goedzak (1867), een episch prozawerk in sappig, archaïsch Frans, ter verheerlijking van de vrije geest, het nationale idee en het Vlaamse wezen, zoals De Coster dit zag, zinnelijk, mystiek, heldhaftig, weerspannig en goed zakkig. Het boek heeft een wereldfaam.

< >