(minder juist burgerlijke staat van beleg), in de practijk gebruikelijke, doch niet in de wet vastgelegde benaming voor de toestand, voorzien in art. 196 Gw. (ingevoegd bij herziening van 1948). Ter handhaving van in- of uitwendige veiligheid kan de Koning bepalen, dat in een gedeelte van het Rijk, of in het gehele Rijk, de bevoegdheden van het burgerlijk gezag t.o.v. openbare orde en politie zullen overgaan op andere organen van burgerlijk gezag (zulks in tegenstelling met staat van oorlog en beleg, waarin deze bevoegdheden overgaan op het militaire gezag).
Gedurende de C.u. kan inbreuk worden gemaakt op bepaalde grondrechten als drukpersvrijheid, recht van vereniging en vergadering, briefgeheim, huisrecht.