De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 07-06-2020

China

betekenis & definitie

Staatsvorm : republiek.

President : Tsjang Kai-sjek (sedert 1943). Heeft zich tijdelijk teruggetrokken in 1949. Vice-president.

Oppervlakte : 8.735.850 km2.

Bevolking: 461.000.000 inw.

Vlag (nat.) : rood veld, blauw vierkant in linker bovenhoek, waarin witte zon met 12 stralen.

Wapen v. d. Republiek : Ronde schijf, waarin witte zon met 12 stralen.

Hoofdstad : Nanking, 856.000 inw. in 1946.

Munteenheid : Chinese dollar.

Godsdienst : Confucianisme, Boeddhisme, Taoïsme.

Het Chinese rijk bestaat uit het eigenlijke China en de bijlanden Mandsjoerije, Mongolië, OostTurkestan (Sinkiang) en Tibet*. Het oude China, 4.740.000 km2, ligt ongeveer tussen 18° en 45° N.Br. en 98° en 122° O.L. De Z. en Z.O.kust is bergachtig en sterk geleed, met veel eilanden; Noordelijker is zij vlak. De grootste eilanden zijn: Hainan (34.000 km2) en Formosa (Tai Wan, 35.000 km2). Het C. land is voor het grootste , deel (⅚) bergachtig, uitgestrekte vlakten bevinden zich echter aan de benedenloop van de Hoang-ho en de Jangtsekiang. Het bergland wordt verdeeld in het Noordbergland, gescheiden door de Tsing-ling (ling — pas of gebergte), die een hoogte van 3300 m bereikt.

De rivieren behoren in hoofdzaak tot drie grote riviersystemen, nl. die van de Hoang-ho, de Jangtsekiang en de Si-kiang in het Z. De Hoang-ho (Gele Rivier, zo genoemd door het löss-slib dat zij meevoert) ontspringt in de Kwen Lun, en heeft een lengte van 4300 km, en zet enorm veel slib af. Het schiereiland Sjantoeng was vroeger een eiland en is door de aanslibbing aan dat land vastgegroeid. De Jangtse-kiang (5000 km) voert minder slib aan. Zij ontspringt in het Tangla-gebergte en is over 2700 km bevaarbaar, zelfs voor stoomschepen. De Si Kiang (West rivier) is 1600 km lang.

Ch. heeft een vaste landsklimaat. Warme zomers (niet te erg door de zeewind), koude winters. De Z.kust heeft warmere, subtropische winters.

Het land is rijk aan delfstoffen. In W.-Ch. vindt men kolen, goud, ijzer, koper, lood, zink, zilver, tungsten, kwik, antimonium, tin. Steenkool komt in de meeste provincies voor; Ch. is een van de belangrijkste kolenlanden van de wereld. Ijzererts is overvloedig in Sjansi (waar zich de oudste ijzerindustrie ter wereld bevindt), Hopei, Sjantoeng en elders. De ijzerreserve bij Hankou behoort tot de grootste ter wereld. Petroleum wordt gewonnen aan de boven-Jangtse en in Sjansi.

Tin is overvloedig in Joennan, de uitvoer van tin en wolfram (tungsten) is het belangrijkst. Sinds 1908 levert China 60 % van de antimoniumproductie der wereld. Het land is ook de voornaamste leverancier van tungsten (70 % der wereldprod.). De bevolking werd in 1947 geschat op 461.000.000, verdeeld over 35 provincies en 12 stadsgewesten. Door de sterke emigratie bevinden zich 8.000.000 Chinezen buiten het land. De grootste steden zijn: Sjang-hai (3.600.000 inw.), de belangrijkste haven; industrie- en financieel centrum; Peiping (Peking, 1.700.000 inw.), de oude hoofdstad; Tientsin (1.718.000 inw.), handelsstad; Kanton (1.116.000 inw.), Zuidelijke zeehaven; Tsioeng king (1.062.000 inw.), de hoofdstad tijdens de oorlog met Japan; Nanking (856.000 inw.) de hoofdstad.

80 % van de bevolking leeft van landbouw'; 40 % is landeigenaar, 25% gedeeltelijk eigenaar, 35 % pachter De landbouw is zeer intensief, de bedrijfsoppervlakte zeer gering. Wisselbouw en het gebruik van fruitbomen algemeen. Rijst, tarwe, gierst omvatten samen 70 % van de productie. In het N. meest bonen, tarwe, gerst, maïs, sorghoem, gierst, in het Z. rijst, suiker, indigo. De Jangtse-vallei is de voornaamste graanproducent. Thee voornamelijk in het centrale binnenland, het kustgebergte en de prov. Szétsjoean. Zijdeteelt overal, vooral in Jangtse-vallei. Katoen is het belangrijkste industriële gewas, voornamelijk in de Jangtse- en Hoang-ho vlakte. China is de derde katoenproducent van de wereld.

De industrie staat nog in de kinderschoenen: katoen-, zijde-, meel-, lucifersfabrieken, looierijen. De katoenindustrie is door het uitvallen van de Japanse thans de grootste van het Verre Oosten. Bij Hankou is metaalindustrie. 1L van de Chinese fabrieken bevindt zich in Sjanghai. Na W.O. II slechts betrekkelijk weinig export door verkeersmoeilijkheden, burgeroorlog en inflatie. Dc invoer bedroeg in 1947 bijna het dubbele van de uitvoer.

Van de invoer komt 50 % uit de V.S., van de uitvoer ging 34 % naar Hongkong, 23 % naar de V.S Belangrijkste uitvoerproducten zijn: dieren en dierlijke producten, oliën, ertsen en metalen, thee, stukgoederen, garens. Talrijke wegen leiden door het land, echter weinig moderne (124.000 km in 1947). De belangrijkste is de weg Kunsning (Joennan)-Lashio (Birma), dez.g. Birma-weg (1120 km). Ch. had 12.500 km spoorweg in 1947. Zeer belangrijk is het wijdvertakte net van waterwegen (rivieren en kanalen).

De bevolking vertoont sterke verschillen in taal, en zelfs in lichaamsbouw'. In het algemeen zijn de lichamelijke kenmerken: gem. lengte 1,65, geelachtige gelaatskleur, uitstekende jukbeenderen, mongolenplooi, geringe baardgroei en lichaamsbeharing. De N. Chinezen hebben een smaller gezicht en zijn langer dan de Z. Chinezen. Niettegenstaande de verschillen in taal en lichaamsbouw' van de bewoners is het land een culturele eenheid.

De meeste binnengevallen volken zijn in het Chinese volk opgegaan. Slechts enkele volken bewaarden hun volkseigen, zoals de Miao-tse in de provincie Kweitsjoe en de Lolo (Mantse) in Tsje-tsjoen en Joennan. Deze stammen staan onder hun eigen hoofden, niet onder ambtenaren.

Het maatschappelijk leven wordt beheerst door het stelsel van de „grootfamilies”, d.w.z. dat de gehuwde zoons bij hun ouders blijven wonen. De familievader heeft grote macht en beheert het familievermogen. De huwelijkskeuze wordt door de ouders gedaan, soms als de kinderen nog jong zijn. Vele gebruiken hangen samen met de voorvaderverering. Bij kinderloosheid van de vrouw neemt de man een andere vrouw of adopteert een jongen. De zoon oefent gewoonlijk hetzelfde beroep uit als zijn vader of wordt ambtenaar.

Evenals de voorvaderverering is ook de dodenvrees en het geloof in geesten (animisme) algemeen. Buiten dit volksgeloof staat de Chinese godsdienst, een mengsel van Confucianisme, Taoïsme en Boeddhisme.

Ch. is een republiek sinds 1912. Het opperste orgaan is de Nationale Vergadering, gekozen op de basis van plaatselijke of beroepsvertegenwoordiging, voor 6 jaar. Zij kiest de president en de vice-president, en kan hen afzetten. Heeft recht van amendement, initiatief en referendum. De president wordt voor 6 jaar gekozen en benoemt de ministers en de leden van de „Uitvoerende Yuan”. Dit orgaan is verantwoording schuldig aan de „Wetgevende Yuan”, waarvan de leden als die van de Nationale Vergadering worden gekozen, voor 3 jaar.

Geschiedenis. Oudste geschiedenis onzeker mythisch verhaal. (Sjia-dynastie 1989-1558 v.C.). Sjang Yin-dynastie (15581050) door opgravingen bevestigd. Tsjou-dynastie (1050-256): feodale maatschappij onder koning met religieus gezag; het rijk omvat het bekken van Gele Rivier tot de jang-tse. 221 v.C. Ch. geünificeerd onder keizer Tsjin Sje Hwang-ti. Bouw Chinese muur 214 begonnen. 206 v.C.221 n.C.

Han-dynastie, het rijk sterk uitgebreid onder Woe-ti (140-87). 108-107 Korea onderworpen. 221-589 grote verwarring. Tai-tsoeng (627-650) uitnemend vorst; rijk uitgebreid tot Iran. Sjuang Tsoeng (713-756), de Muzen-keizer, beschermer der kunsten. Keizerlijke macht verzwakt onder Soengdynastie (960-1276); bloei van kunsten en wetenschappen. Invallen van Toengoezen en Mongolen. Choebilai, kleinzoon van Djenghiz-Chan sticht Yuan- of Mongolendynastie (1276-1368).

Contact met het Westen (gebroeders Polo). Ming-dynastie (1368-1644) weer Chinees; eerste verkeer met Europa. 1550 Macao in Portugese handen. 1622, Hollanders bezoeken Ch. Tijdens opstand vestigen Mandsjoe’s zich in Ch.: Tsjing-dynastie (1644-1912). Gemengd bestuur van Mandsjoe’s en Chinezen. Kang-sji (1662-1723), heilzaam vorst. Begunstigde Jezuïeten.

Turkestan geannexeerd. Verdrag met Rusland. Bloei van Christendom tot 1716, sedert bestreden. Het rijk wordt sterk uitgebreid. Europeanen slechts in Canton toegelaten. 1807 eerste Protestantse zendeling: Rob. Morrison.

Invoerverbod voor opium en vernietiging der Engelse voorraden veroorzaakt Opiumoorlog (1840-’42) met Engelsen. Deze verwerven Hongkong en toegang tot 5 havens. Na vele moeilijkheden verdrag van Peking afgedwongen (1860): Europese gezanten in Peking, missionarissen toegelaten. Sedert 1875 verwikkelingen met Japan in Korea, 1882-'85 met Frankrijk (dat Annam en Tonkin bezet). 1886 Birma aan Engeland. 1894-’95 Chinees-Japanse oorlog. Formosa aan Japan, Korea onafhankelijk. 1897 Kiautsjou aan Duitsland verpacht. Rusland pacht Port Arthur, Frankrijk de Kwang-tsjou-baai.

Sedert 1898 hervormingsbeweging. 1900 opstand der nationalistische Boxers; door regering gesteund. Europese troepen bezetten Peking; Westerse mogendheden breiden invloed uit. Chinezen streven naar modernisering. Regering reactionnair. Republikeinse banneling Soen Yat-sen wekt verzet tegen de niet-Chinese Mandsjoe’s. 1911 opstand in Z. 1912 Gen. Yuan Sje-kai sticht Republiek.

Strijd tussen Zuidelijke Kwomintang-partij en de Noordelijke aanhangers van Yuan, die als militair leider wint en dictatoriaal regeert (✝ 1916). In W.O. I kiest Ch. de zijde der Entente. In N. militaire regering, in Z. constitutioneel gouvernement onder Soen Yat-sen. Sedert 1922 intensieve communistische propaganda door Russische agenten o.a. Michael Borodin.

Sovjet-Rusland steunt het Z., het N. verslagen. Tsjang Kai-sjek van de Kwomintang breekt met communisten onder Borodin en vestigt regering te Nanking (1927). In 1928 Ch. in naam één, doch de linker- en rechtervleugel in de Kwomintang bestrijden elkaar hevig. Provinciale militaire leiders weigeren zich te onderwerpen aan Tsjang Kai-sjek en treden met SovjetRusland in contact. 1930 Burgeroorlog. Tsjang Kaisjek overwint. Japan bezet in 1931 Mandsjoerije en sticht vazalstaat onder Poe-yi.

Sedert 1936 werkt Tsjang Kai-sjek met communisten samen tegen Japan. 1937- 45 Chinees-Japanse oorlog. 1937 Nanking bezet; Tsjoenking hoofdstad. De communisten in het N. practisch onafhankelijk. De kuststreek sedert 1939 vrijwel in Japanse handen; Wang Ching-wei vormt daar marionettenregering. Geallieerde hulp via Birmaweg, later door de lucht. 1943 Tsjang Kai-sjek president der Nationale regering. Na de capitulatie van Japan laait de strijd met de communisten fel op. De Amerikaanse generaal Marshall bemiddelt tevergeefs mede door invloed der Sovjet-Unie.

Buiten-Mongolië wordt onafhankelijk. In Dec. 1947 een constitutie voor geheel Ch. Tsjang Kai-sjek wint de verkiezingen maar wordt militair door communisten verslagen. Econ. chaos ondanks Amer. hulp en mede tengevolge van uitgebreide corruptie. De communisten wonnen veel aanhang door hun sociale maatregelen (lagere pacht).

Kunst en letteren. Van de oeroude kunst der Chinezen mist de houwkunst het monumentale: zij is getypeerd door de gestaarte dakvorm en vnl. vertegenwoordigd door tempels (die van de Hemel te Peiping), pagoden met 9 en meer verdiepingen (Porseleinen Toren te Nanking) en bruggen. De beeldhouwkunst bleef vrijwel bepaald tot Boeddhabeelden en andere góden voor tempels en pagoden. De schilderkunst ontbeert perspectief, zij legde zich vnl. toe op landschap- en dierenschilderen, fijne aquarellen in fraaie kleuren op zijde en papier, reeds sedert 3e eeuw n.C. bekend. De kunstnijverheid nam van de vroegste tijd af een gewichtige plaats in, vnl. de brons- (sedert 2000 v.C.) en veel later ook de ceramiek- (porselein-)fabricage (sedert 1000 n.C.).

De Chinese taal, bestaande uit éénlettergrepige, onveranderlijke woordbegrippen (isolerende taal), die door intonatie van gelijkluidende woordbegrippen worden onderscheiden en door plaatsing en hulpwoorden tot zinnen verbonden, heeft zeer vroeg een letterkunde voortgebracht, begin van een ontzaglijke literaire productie. Oudste documenten: delen van het Boek der Oorkonden (Sjoe-king) en het Boek der Liederen (Sje-king). Hoofd vertegenwoordigers der Chinese literatuur: de wijsheidsleraar Laotze (6e eeuw v.C.) en Koengfoetze of Confucius (5e eeuw v.C.), de lyricus Litaipe (8e eeuw n.C.); voorts het drama de Krijtkring (14e eeuw), de roman Kingpingmeh (16e eeuw). Het epos ontbreekt.

Taal, behoort tot Indo-Chinese taalstam. Zij kent slechts éénlettergrepige woorden, heeft geen naamvallen en vervoeging. Overigens gelijke woorden worden onderscheiden door verschil in toonhoogte, die in de dialecten weer verschillen. In het N. is de mandarijnen-taal het meest gangbaar. De enorme verschillen in de spreektalen worden overbrugd door de eenheid der schrijftaal. Oorspronkelijk een beeldschrift.

Elk teken of karakter duidt overal hetzelfde begrip aan, hoewel het in verschillende streken anders wordt benoemd. Totaal ca 50.000 tekens; 4 <L 5000 volstaan voor normaal gebruik. Men schrijft van boven naar beneden.