Kunstgeschiedenis

Amsterdam Boek (1959)

Gepubliceerd op 27-01-2022

oostaziatische kunst – China – Japan - lakkunst

betekenis & definitie

OOSTAZIATISCHE KUNST: LAKSCHILDERKUNST

Behalve de stille en verfijnde landschappen kennen wij van het einde van de veertiende eeuw ook enkele lakwerken; we zijn zelfs in staat een kunstgenre, dat tot de zeer typische prestaties behoort van Oost-Azië, de lakkunst, gedurende zijn gehele ontwikkeling te volgen. Ook deze mogelijkheid danken wij aan de Japanse China-pelgrims en aan de voorliefde van de Japanse Zen-Boeddhisten voor de Chinese kunst.

Tot de voornaamste Zen-Boeddhisten van die tijd behoorden de regenten, de sjogoens, die sinds de veertiende eeuw weer in Kyoto regeerden. Vooral voor de thee-ceremonieën, die in die tijd in de Japanse cultuur een belangrijke rol begonnen te spelen, wensten zij Chinese schilderingen en Chinees porselein; hun beambten

kochten in Chia-hsing, niet ver van Hangchou, schalen en dozen voor wierook uit rood laksnijwerk. De meesters Chang Ch’eng en Yang Mao, die deze voorwerpen aan de achterkant met een fijne naaldinscriptie signeerden, werden via de omweg over Japan zeer beroemd. Vier van hun werkstukken worden in de Zen-tempels van Kyoto tot in onze tijd toe als kostbare schatten bewaard. De techniek werd weldra ook in Japan nagevolgd; wanneer zich een meester in die techniek onderscheidde kreeg hij de erenaam Yosei.

De meesters van de Yosei-familie werken tot in onze tijd toe, in de twee-en-twintigste generatie; men kan bij hen een stuk laksnijwerk bestellen in de trant van het Chang Ch’eng, en dan zal het afgeleverde werkstuk vermoedelijk heel moeilijk te onderscheiden zijn van een oud origineel. De faam welke de in China aanvankelijk nauwelijks opgemerkte meesters in het buitenland verwierven drong door tot het Chinese keizerlijk hof. De energieke Yung-lo (1403-1424), de derde keizer van de Ming-dynastie, die de Mongolen had verdreven, verplaatste de regeringszetel weer naar Peking en hij wilde deze stad een waardig aanzien geven. Daarom ontbood hij de meesters uit Chia-hsing naar de gerestaureerde hofwerkplaatsen. De nakomelingen van de inmiddels gestorven eerste Yosei-meesters gaven gehoor aan de keizerlijke uitnodiging; de techniek van het laksnijwerk werd door hen in Peking gepopulariseerd. Een stuk laksnijwerk met het merk van de Yung-lo of Hsuan-te-tijd geldt tot in onze tijd toe als een meesterwerk in zijn soort.

De Japanners bezaten in die tijd reeds zelf een hoogstaande lakwerkkunst. Van het begin af toonden ze voor dit genre een grote begaafdheid en weldra overtroffen zij hun Chinese leermeesters. Dat erkenden zelfs de Chinezen; voornamelijk in de vijftiende eeuw, maar ook reeds eerder, importeerde China Japans lakwerk.

De Japanners bleken superieur in de techniek van het instrooien van stofgoud in de langzaam drogende lak, die in verscheidene lagen was aangebracht, of in het inleggen van kleine gouden blaadjes. Door de beheersing, welke de Japanners zich daarbij oplegden, en door de gedempte tint van de mat glanzende lak doen de fraaiste oude lakwerkstukken nog verfijnder en gecultiveerder aan dan werkstukken van zuiver goud. In dit verband moet worden opgemerkt, dat de Japanse ’goudlakstukken’ een niet-onbelangrijke invloed hebben uitgeoefend op de wereldgeschiedenis. Marco Polo had ze in China gezien en nadien verbreidde hij het sprookje, dat ’Zipangu’, d.w.z. Japan, rijk was aan goud. Tweehonderd jaar later trok Columbus er op uit om die goudaders te veroveren. Hij kwam niet in Japan, maar het

goud van Amerika bereikte hij wel en het is noch de Oude Wereld noch de Nieuwe Wereld ten zegen geworden.

In Japan hebben lakwerk en lakwerkstukken lange tijd, tot in onze dagen toe, in hoger aanzien gestaan dan stenen of porseleinen gerei. Wie het zich kan permitteren gebruikt bijvoorbeeld als eetschalen en als tafelgerei bij voorkeur de warme, weke en lichte lakstukken, die zo prettig aanvoelen. Maar ook als sacraal gerei van de Boeddhisten en als Shinto-schrijnen waren lakwerkstukken gezocht; ze werden beschouwd als waardige geschenken. Aan een schenking van Sjogoen Yoshimitsu en van enkele van zijn hofdignitarissen hebben wij een schat van twaalf lakwerkdozen te danken; het fraaiste en meest ongerept bewaard gebleven overblijfsel van de Japanse lakkunst van die tijd, de periode, dat in Chia-hsing Chinees laksnijwerk werd vervaardigd en als nouveauté naar Japan geëxporteerd. Sinds het jaar 1390 bewaart in de afgelegen provincie Wakayama de Kumano-Hayatama-schrijn deze schat van twaalf dozen, oorspronkelijk bestemd voor

toiletbenodigdheden, als spiegels, kammen en dergelijke, die nog compleet aanwezig zijn. De versiering van de dozen bestaat voor een deel uit losse boom- of struikmotieven, pioenen, chrysanten, sinaasappel- of Paolownia-bomen; in simpele compositie sieren ze de vlakken. De vormen van deze bomen zijn als die van de

dozen zelf: stevig, met een glad oppervlak; behalve door het stofgoud, dat in genuanceerde kleur en sterkte in het fond is gestrooid, wordt het geheel verlevendigd door enkele incrustaties van parelmoer, een materiaal dat ervoor geschapen lijkt met de lak een harmonische eenheid te vormen.

door Prof. Dr. W. Speiser.