Gepubliceerd op 11-11-2021

worden

betekenis & definitie

werd, i. geworden (1 zelfst. w.w.; 2 koppelw.w.; 3 hulpw.w. v. d. lijdende vorm):

1. God sprak, en de wereld werd; ontstond;
2. gij wordt nog arm, zult het in de toekomst zijn; rood, warm, koud, nijdig worden; wat is er van hem geworden, a) tot wat heeft hij het gebracht, b) waar is hij gebleven? het wordt licht, begint te zijn; stof en as worden;
3. het vlees wordt gebraden; verg. geworden.