walgde, heeft gewalgd:
1. zulk een afkeer krijgen, dat een gevoel van braken opkomt; misselijk van iets worden: ik walgde van zijn vleierij; ik walgde van mijzelf; iem. doen walgen; tot je er van walgt;
2. walging veroorzaken: zulk een roman gaat walgen; ook onpersoonlijk: het walgt me; als zn.: tot walgens toe.