verbeet, h. verbeten (eig. wegbijten, d.i. op zijn lippen, tanden bijten, om zich in te houden van toorn, pijn enz.): Henriette, haar spijt verbijtende; refl. z i c h v e r b ij t e n: ik verbeet mij van ’t lachen, d.i. om niet te lachen; zich verbijten van woede, met moeite zijn woede inhouden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk