Gepubliceerd op 11-11-2021

tralie

betekenis & definitie

v. -s, traliën, tralietje; (o.-Fr. traille v. Lat. trichilla = loofhut): spijltje; in het mv. ineengevlochten of samenverbonden ijzer- of koperdraden, houtwerk, dienende ter afsluiting; latwerk: zegsw. achter de tralies zitten, in de gevangenis.

< >