Gepubliceerd op 11-11-2021

snakken

betekenis & definitie

snakte, h. gesnakt (1 [met korte stoten luid] hijgen; 2 hijgend verlangen; 3 Z.-N. snikken; 4 Z.-N. [toe]snauwen; meteen ruk wegnemen):

1. het visje snakte naar het water;
2. snakken naar lucht, naar vrijheid, naar rust, smachten;
3. Z.-N. uren lang zat hij te snakken;
4. snakkenen snauwen; hij snakte het brood v. de tafel.

< >