Gepubliceerd op 11-11-2021

schild

betekenis & definitie

o. schilden (1 gesch. wapentuig [platte, enigszins gebogen schijf van een harde of taaie stof ] gedragen a. d. linkerarm tot dekking tegen houw of steek, tegen lans of pijl; 2 schuts, bescherming; beschermer; 3 geslachtswapen, -bord, deel v. e. adellijk wapen; 4 schaal, hoornachtig bekleedsel; rugbekleedsel v. schildpadden; 5 stalen plaat aan snelvuurgeschut; 6 Z.-N. uithangbord);

1. de ridder voerde schild en lans; zegsw. iem. op het schild verheffen, hem tot aanvoerder, tot koning

verheffen; fig.

2. het gebed is een schild in de verzoeking of bekoring; Mijn schild ende betrouwen, zijt gij, o God, mijn Heer (Wilhelmuslied);
3. Adam voert drie witte kruisen in het schild van zijn wapen; zegsw. wat voert (of: heeft) hij in zijn (of: het) schild? wie is hij, is hij vriend of vijand, welke bedoelingen heeft hij? hij voert niets kwaads in zijn schild, heeft geen boze bedoelingen;
4. de schilden v. een kever, vleugelbedeksels; verg. schildpad;
5. het schild dient tot dekking der artilleristen tegen kogels;
6. Z.-N. er hangt een schild boven de deur.