schetterde, h. geschetterd (1 een krachtig, uit een reeks van herhalingen bestaand geluid voortbrengen of vormen, minder helder, meer scheurend dan schateren; 2 druk en luidkeels aanmatigende beweringen, onbekookte aanmerkingen verkondigen, lawaaierig beweren, een grote mond opzetten):
1. dan schetteren de trompetten;
2. de hele avond zat hij te schetteren over alles en nog wat.