schermde, h. geschermd (1 zich oefenen met blanke wapens inz. degen, bajonet, ook met stokken [volgens bepaalde regels]; 2 druk in het rond zwaaien met iets; 3 in zegsw. op geestelijk gebied):
1. in de positie van iem., die schermen gaat; leren schermen;
2. op zijn hoofd staande, schermen met zijn henen;
3. met iets schermen, met veel drukte, in het wilde iets als argument gebruiken; met woorden grote woorden gebruiken; in het wilde, in de lucht, in den blinde schermen, a) er maar een slag naar slaan, redeneren zonder vaste grondslag, veel en ijdel praten, b) strijd voeren tegen een standpunt, dat niemand inneemt; gew. het schermen van kieviten, druk opgewonden gebaren.
