Gepubliceerd op 11-11-2021

rijkdom

betekenis & definitie

m. in het. 2 en 4 rijkdommen;

1. het rijk zijn, het bezit van vele aardse goederen: tevredenheid gaat boven rijkdom;
2. rijk bezit, geld en goed, schatten enz. ook fig.: onmetelijke rijkdommen; fig. een rijkdom van liefde; de rijkdom onzer dialecten;
3. de rijken, de rijke mensen: de rijkdom gaat gekleed in kanten en satijn;
4. staathuish. goederen, die den mens van nut zijn: de natuurlijke rijkdommen van Rusland; 5. kostbaarheid, pracht: kamers met moderne rijkdom gemeubileerd; rijkdom van tooi;
6. grote hoeveelheid van hetgeen in een bepaling wordt genoemd: rijkdom van gedachten.