I. v. in bet. 1 redenen, in bet. 2 redens (1 beweeggrond, grond, oorzaak; 2 rekenk. verhouding):
1. wat is de reden van uw stilzwijgen? om redenen van gezondheid; gegronde redenen; reden te meer om; daar heb ik mijn reden voor; zonder enige reden; niet zonder reden; iem. reden doen verstaan, hem tot rede brengen; iemand wel of geen reden geven tot iets, aanleiding; om reden van, ter oorzake van;
2. een meetkundige reden, getal, dat aanwijst, hoeveel maal het ene getal in het andere begrepen is; een rekenkundige verschil tussen twee getallen.
II. reedde, h. gereed (gereedmaken, toerusten; een schip uitrusten).