v. rechterzijden (1 zijde aan de rechterhand, aan de rechterkant van het lichaam; 2 de leden ener volksvertegenwoordiging, die aan de rechterkant zitten, van de voorzittersstoel af gerekend; inz. in ons land: de Christelijke partijen [in de Kamer]):
1. hij zat aan de rechterzijde van den gastheer; gewond in de rechterzijde;
2. de rechterzijde stemde tegen.