Gepubliceerd op 11-11-2021

raken

betekenis & definitie

raakte, h. (1, 2, 3, 4), i. (5) geraakt (1 treffen door een stoot, schot, slag; 2 bewegen, roeren; 3 betreffen; 4 aanraken; 5 geraken tot):

1. de schijf raken; z. ook wal;
2. iems. hart raken;
3. dat raakt hem niet, gaat hem niet aan; dat raakt mij van zeer nabij;
4. zonder het net te raken; de cirkels raken elkaar;
5. in brand raken, vlamvatten; slaags raken met den vijand; aan het praten raken, komen te spreken, in gesprek komen; van zijn stuk verlegen worden; in vervoering raken; hoe aan geld te raken? uit de mode raken, oudmodisch worden; nog: hij raakt ‘m, eet of drinkt veel.