Gepubliceerd op 11-11-2021

raad

betekenis & definitie

m., in bet. 2, 3, 4, 5 raden (1 raadgeving; aanbeveling om iets te doen, te laten; hulp, steun, voorlichting; 2 iem., die geraadpleegd wordt of raad geeft, 3 in het alg. aantal personen, bijeengekomen om over een of andere zaak te beslissen; 4 adviserend of besturend college, de vergadering van raden, 5 elk lid van zulk een college).

1. iemand met raad en daad bijstaan, raad schaffen, daar is wel raad voor (of: op); geen raad meer weten (met); geen raad willen aannemen; raad inwinnen bij; overal raad voor weten; op zijn raad; op raad van den dokter; zegsw. hier was goede raad duur; komt tijd, komt raad; Z.-N. raad na raad komt te laat, als het kalf verdronken is, dempt men de put;
2. ‘s Konings raden;
3. de familieraad;
4. de Hoge raad, de raad van Beroerte, de raad van Indië, zie ald.; in België: de hoge raad v. nijverheid en handel, v. landbouw; de gemeenteraad of raad der stad; lid van de raad;
5. onze stad telt 25 raden; hij is raad v. Indië.