Gepubliceerd op 11-11-2021

pijp

betekenis & definitie

v. pijpen (Lat. pipare = piepen: 1 muziekinstrument, dat door het blazen van lucht door een holle buis met openingen, tonen voortbrengt; fluit, vero. of gew.; orgelpijp; 2 holle, ronde buis inz. bestemd om vloeistoffen of gassen door te laten; 3 buisvormig voorwerp; 4 doorgang of gat, dat op een buis gelijkt; 5 bij verg. met een buis in verschillende toepassingen; 6 rookwerktuig inz. een nauwe buis van klei of pijpaarde, met een kop aan het ene einde om daarin tabak te doen; ook: zulk een pijp met tabak; 7 cilindrische voorwerpen, die van binnen niet hol zijn; staaf, stang; 8 langwerpig vat van verschillende grootte):

1 muziek van pijpen en trommelen; zegsw. naar iems. pijp dansen, meestal p ij p e n, z. ald.; de pijpen van een orgel zijn buizen van hout, tin of orgelmetaal;
2 in het alg. loden, ijzeren pijpen; de pijp van de kachel; de pijp van een stoomboot, (beweegbare) metalen cilinder, waardoor de rook naar buiten komt; de pijp van een brandspuit, koperen buis aan het einde der slang; de luchtpijp gaat over in twee pijpen, die naar de longen voeren, luchtweg; de pijp van een sleutel, buisvormige holte aan het uiteinde;
3 de pijp der armen, der achterbenen, groot hol been van arm en been; zie ook m e r g p ij p; (weverij) gevulde klos;
4 (jagerst.) benaming voor de gangen van een dassen-, vossen- en konijnenhol: de konijnen zien pijpen graven; (eendenkooi) ieder der grachten, die in de kooiput uitkomen: de sloten en pijpen der eendenkooi;
5 de muts met pijpen of pijpjes, rolronde plooitjes; een broek met lange pijpen, gedeelte van de broek, hetwelk de benen bedekt; De Pijp, buurt in Amsterdam;
6 pijpen bakken; een Goudse pijp; een Duitse pijp of moffenpijp, met porceleinen (beschilderde) pijpekop aan een gedeeltelijk buigzaam roer; een pijp opsteken; zegsw. een lelijke (of: vuile, kwade) pijp roken aan (of: van), dat kan hem lelijk opbreken; dat is geen pijp tabak waard, weinig of niets; een pijp tabak verlet niet, men heeft altijd nog wel tijd om een pijp aan te steken; nu breekt mijn pijp, mijn klomp;
7 een pijp lak, zoethout; een pijp snot;
8 een pijp Spaanse wijn; een pijp olie;

nog: in de pijp branden; zie M a a r t e n.