paste, h. gepast ( 1 afmeten, afpassen; op de juiste maat af meten, dikwijls fig.: 2 zo voegen of schikken, dat iets komt te liggen, geplaatst wordt enz., gelijk men dat wenst; 3 van pas maken; aanmeten; 4 kaartspel: verklaren, dat men niet wenst aan te zeggen of te vragen, zijn beurt daartoe laten voorbijgaan; 5 nauwkeurig achtslaan op; 6 toezicht houden op iem. of iets en er voor waken; iets zo inrichten, dat het geschiedt; zorgdragen, oppassen, dat iets gebeurt; 8 van pas zijn; de vereiste grootte en vorm hebben; 9 fig. bij, in iets behoren, niet buiten het kader vallen; 10 op zijn plaats zijn; voegen, betamen; dikwijls onpers.; 11 toepasselijk zijn op; 12 geschikt, bruikbaar zijn voor iem. of iets):
1. met passen en meten wordt de tijd versleten; geld passen, afpassen, zodat het juiste bedrag met behulp van pasmunt wordt neergeteld, b.v. ik kan het niet passen, geef me maar 30 cent terug;
2. met veel moeite twee buizen in elkaar passen;
3. de kleermaker verzocht mij morgen te komen passen; een nieuwe jas passen; ook wel: iem. zegsw. zie mouw;
4. ik zal met mijn slechte kaarten maar passen; fig. ik pas (er voor), ik doe het niet;
5. op zijn tijd passen, zorgen, dat men dan aanwezig is, doet, wat voorgeschreven is enz.; op de deur, de bel opletten of er gescheld wordt enz.; op de kleintjes zuinig zijn; op zijn woorden, op zijn tellen passen, acht geven op wat men zegt of doet; op zijn zaken goede zorg voor dragen;
6. op den zieke passen; op de kleine zusjes;
7. men passe de poorten te sluiten, ietwat vero.;
8. dit deksel past niet op die pot; zegsw. er is geen pot zo scheef (of: krom) of er past een deksel(tje) op, inz. v. e. lelijk meisje, dat een man vindt; zie schoen, tang; deze handschoenen passen;
9. deze gedachte past niet in de redenering; dat antwoord past niet bij mijn vraag, behoort er bij;
10 deze uitdrukking past niet in uw mond; dit past den man van wetenschap;
11. passen die woorden op het onderwerp? gepast zijn op iets, er mede in overeenstemming kunnen gebracht worden;
12. dat huis past mij niet; het past mij niet nu te komen, schikt; Z.-N. als 't past, bij gelegenheid.