ontsloeg, h. ontslagen (1 ontheffen, vrijgeven; vrij laten uit de macht v. e. ander; 2 niet langer in dienst houden, de betrekking opzeggen):
1 van alle rechtsvervolging ontslaan; uit de gevangenis ontslaan; iem. van een belofte ontslaan;
2 een knecht, een ambtenaar ontslaan.