Gepubliceerd op 11-11-2021

nestelen

betekenis & definitie

I. nestelde, h. genesteld (1 met een nestel of veter toerijgen; 2 talmen):

1. de schoenen nestelen;
2. wat nestel je toch!

II. nestelde, h. genesteld (een nest bouwen): de vinken zijn aan ‘t nestelen; fig. zich nestelen; de vijand had zich in die plaats genesteld.

< >