v.;
1. afgescheiden vloeistof of vocht, dienende tot eerste voedsel der jongen inz.
koemelk, geitemelk enz.; een fles, glas melk: gesteriliseerde melk; zegsw. er uit zien als melk en bloed, door en door gezond; niets in de melk (of: pap) te brokken hebben, a) niets bezitten, b) niets te zeggen hebben; een land van melk en honig, eig. het Beloofde Land, fig. een land van overvloed;
2. bij verg.: sap van sommige vruchten of planten: kokosmelk, amandelmelk; 3. Z.-N. hom, zie milter: de melk van een vis.