Gepubliceerd op 11-11-2021

mal

betekenis & definitie

I. m. mallen, malletje; model, patroon, vorm; zegsw. malletje naar malletje maken, het een precies zo als het ander, machinaal werken, volkst. mannetje na mannetje maken.

II.

1. bn., bw.; maller, malst; kinderachtig, zot, dwaas: het is een malle vent; zo mal ben ik niet; dat is een malle geschiedenis; een mal geval, vreemd, dwaas-netelig; zie moertje; 2. o. en m.; dwaasheid, zotheid; zot: oud mal gaat bovenal; iem. voor den mal houden.

< >